Het miraculeuze beeld.
De verering rond het beeld van Onze Lieve Vrouw moet omstreeks 1240 begonnen zijn. Het staat vast dat er rond die tijd reeds een Mariabeeldje aan een boom hing in de bossen van Nazareth.
Het beeld dat wij thans in onze kerk bezitten dagtekent uit die tijd. Het is slechts 69 cm. hoog, doch er werd later een voetstuk onder geplaatst. Het is uit één stuk, uit eikenhout gesneden. Dit beeld heeft in vroeger tijden stellig aan een boom gehangen; bewijzen hiervan zijn het uitgeholde ruggedeelte waaraan een zware ijzeren haak is bevestigd.
Maria draagt het kind Jezus op de linkerarm en houdt in de rechterhand een scepter.
Thans is het beeld getooid met een prachtig kleed van brokaat, waarover een blauwe mantel en een sluier van kant. Op het hoofd van Maria en Jezus werd een kroon geplaatst; deze van het kind Jezus is wel in verhouding veel te groot; wij vermoeden dat men hierdoor de figuur van Jezus groter wilde voorstellen.
De oudste geschreven vermelding van het beeld vinden we terug in een akte van 20 september 1447. Het betreft een contract, afgesloten door Nicolas van der Zickele (toenmalige heer van Nazareth) en de kerkmeesters, met de Gentse beeldhouwer Cornelis Boene, voor het maken van een tabernakelnis voor het beeld van O.L.Vrouw en een draagbaar met hemel om het beeld in de processie te dragen.
Het is een wonderbaar feit dat het beeldje in de loop der tijden aan alle gevaren en rampen ontsnapt is: het overleefde twee beeldenstormen, meerdere plunderingen door vreemde troepen, en tweemaal werd het uit de brandende kerk gered.
Al heeft de tand des tijds ook hier ingegrepen, toch is het aangezicht van Maria tot op heden zeer gaaf gebleven, terwijl de romp van het beeld wel sporen van houtworm (molm) vertoont, waartegen een behandeling moet zijn toegepast.
Daarom, en vooral omwille van de vele gebedsverhoringen alhier bekomen, wordt het beeld miraculeus genoemd.
De “ommegang”.
“Van over onheuglijke tijden had de kerk van Nazareth het voorrecht een menigte bedevaartgangers van wijd en zijd ter verering van het aldaar rustende beeld van O.L.Vrouw uit te lokken.
(DPB5/75)
Verder spreken De Potter & Broeckaert van “ommegangen, waarvan wij het bestaan reeds van vóór 1400 mogen vaststellen”.
(DPB5/76)
Uit de kerkarchieven blijkt dat vooral gedurende de 15 dagen, beginnend op 8 september (feest van O.L.Vrouw geboorte) en de Sinksennoveen, de volkstoeloop bijzonder groot was.
Om die ommegangen aan te kondigen werden er vooraf grote plakbrieven verspreid.
In de kerkrekeningen van 1611 en 1673 vinden we reeds uitgaven voor het drukken van respectievelijk 900 en 250 “plackbrieven”.
De oudste plakbrief welke wij nog bezitten dateert uit de tijd van Maria Theresia, die regeerde van 1740 tot 1780. Alhoewel er geen jaartal op is vermeld (waarschijnlijk om deze meerdere jaren te kunnen gebruiken), weten wij dit met zekerheid omdat de naam van de drukker op de affiche vermeld is: “Tot Gend, by Petrus De Goesin, Drukker van Haere Majesteyt”. Deze drukker baatte van 1752 tot 1787 de drukkerij “De vier Evangelisten” uit in de Veldstraat te Gent.
Hier volgt een gedeelte van de tekst van deze plakbrief:
SOLEMNELE XV.DAGEN
Van den devoten Ommeganck ende Bevaert
ter eeren van de
ALDER-HEYLIGSTE MAEGD ENDE MOEDER GODS
M A R I A,
IN DE PAROCHIALE KERKE VAN
N A Z A R E T H,
Alwaer voor de bedruckte ende sondaerige menschen door haere voorspraeke groote Hulpe ende Troost te verkrygen is.
Sullen beginnen op de VIII van September wesende den Feestdag van Onse Lieve Vrouwe Geboorte, als wanneer in de voorseyde Kerke is te verdienen Vollen Aflaet, voor alle christene Geloovige, die oprecht gebiecht zynde ende ontfangen hebbende het Hoogweirdig H. Sacrament des Autaers, aldaer devotelyk zullen besoeken de Capelle van den H. Roosen-Crans ende bidden voor de verheffinge van onze Moeder de H. Kerke &c.
Naast de affiches waren er nog twee hulpmiddelen om de verering tot O.L.Vrouw van Nazareth meer bekendheid te geven:
In de kerkrekeningen van 1636 is er sprake van “stampen” om medailles te slaan, en ook van 2 platen, een van koper en een van hout om vaantjes te drukken.
Oud bedevaartvaantje (kopergravure)
Wanneer wij dit vaantje aandachtig bekijken, vallen ons wel enkele bijzonderheden op:
Maria draagt het kind Jezus niet op de linker- maar op de rechterarm en heeft in de linkerhand een bloeiende tak. Verder wijkt de afbeelding van de kerk af van deze op het schilderij welke achteraan in de huidige kerk hangt. Wij mogen veronderstellen dat de ontwerper van dit vaantje in de fout is gegaan.
De geestelijkheid van Nazareth deed zijn best om de plechtigheden, zowel binnen als buiten de kerk, steeds op waardige wijze en met de nodige luister te doen verlopen.
Zo vinden we reeds in de kerk rekeningen van 1550 uitgaven voor biechtvaders en predikanten (er waren 10 kamers beschikbaar in de oude pastorij!), muzikanten (“twee trompers ende eenen claroen”) en vreemde zangers. In hetzelfde jaar zijn er ook uitgaven vermeld voor het banket na de ommegang, welke in de pastorij plaatsvond voor de geestelijke en wereldlijke overheden, de zangers en andere kerkbedienden.
De kerk werd ook telkens prachtig versierd.
Zoals in elke geschiedenis goede en slechte tijden elkaar opvolgen, zo is het ook gegaan met de ommegangen naar O.L.Vrouw van Nazareth.
Vooral tijdens de Franse Revolutie hebben de bedevaarten een dieptepunt gekend. Pastoor De Man had zelfs de eed van getrouwheid aan de Franse Republiek afgelegd en de twee onderpastoors waren ondergedoken. De ommegangen gingen niet meer door en Nazareth werd gedurende meer dan een halve eeuw als bedevaartplaats uit het oog verloren.
Dit wil echter niet zeggen dat de mensen van Nazareth het wonderbeeldje vergaten. Maria, die hier steeds vereerd werd als de Troosteres der bedroefden en de Toevlucht der zondaars, werd ook in deze sombere tijden verder aanroepen; de mensen kwamen “op hun eentje” bij hun hemelse Moeder met hun zorgen en vreugden en haar beeld werd steeds met bloemen getooid.
Met de jaren groeide het verlangen de bedevaart in ere hersteld te zien. Hiertoe werd een belangrijke stap gezet in 1876: Z.E.H.Verburgt, een vurige Mariavereerder, liet reeds vanaf het eerste jaar dat hij in Nazareth pastoor was, de verdwenen ommegangskapellen opnieuw opbouwen en de bouwvallige herstellen. Op 8 september van dat jaar werden deze “staties” met de afbeelding van de mysteries van de rozenkrans ingewijd. “De Godsdienstige Week van Vlaanderen” schatte het aantal aanwezigen op 12.000, vooral Xaverianen en Congreganisten uit Nazareth en de omliggende dorpen.
Door deze gebeurtenis werd er nieuw leven geblazen in de bedevaarten, maar de grote doorbraak zou er pas komen in 1904, dankzij Z.E.H.pastoor Présiaux, die er hard heeft voor gewerkt opdat Maria in haar heiligdom van Nazareth opnieuw zou worden vereerd zoals in vroeger tijden. Het jubeljaar van de afkondiging van Maria’s Onbevlekte Ontvangenis was daartoe een ideale gelegenheid. In de kapelletjes, welke vroeger slechts voorzien waren van gekleurde platen om de rozenkrans mysteries voor te stellen, werden nu beeldengroepen geplaatst. Deze werden ingezegend tijdens de dekenale bedevaart van 25 september. “De Godsdienstige Week van Vlaanderen” van begin oktober 1904 schreef hier uitvoerig over en schat het aantal deelnemers op ongeveer 10.000. Tevens vermeldt het blad de wonderbare genezing -tijdens de zegen met het Allerheiligste- van Irma De Geyter, een 22-jarig meisje dat sedert 6 jaar bedlegerig was. Tijdens deze ommegang werd ook de 8-jarige Martha De Keukeleire van doofheid genezen.
Het jaar daarop kreeg de ommegang zijn vaste vorm, zoals wij die heden ten dage kennen, en dit danken wij aan Z.E.H.Présiaux.
Uit een omzendbrief dd.21/8/1905, gericht aan zijn confraters van de omliggende parochies, vernemen wij dat jaarlijks gedurende 15 dagen (vanwege de 15 mysteries van de rozenkrans) O.L.Vrouw alhier plechtig zal vereerd worden, nl. van 8 tot 22 september. Vanaf 9 september worden ook de omliggende parochies verwacht, op een datum en uur welke onderling overeen te komen is.
Tijdens de Eerste Wereldoorlog moest het beeld van O.L.Vrouw in veiligheid worden gebracht en kenden de bedevaarten een nieuwe achteruitgang.
Op 8 september 1919, toen de droeve oorlogsjaren voorbij waren, werd op verzoek van de bisschop van Gent, de ommegang opnieuw op een bijzondere wijze gevierd. Naast de parochianen van Nazareth waren ook uitgenodigd: Asper, Astene, De Pinte, Deurle, Eke, Gavere, Huise, Lozer, Ouwegem, Semmerzake, Sint-Denijs-Westrem, Sint-Martens-Latem en Zevergem.
Ook op O.L. Hemelvaart in het Maria-jaar 1954 zijn nog eens een massa mensen uit de ganse dekenij O.L.Vrouw van Nazareth komen eren.
De plechtige ommegang begint en eindigt steeds in de kerk. Tijdens de rondgang langs de kapelletjes worden de blijde, droeve en glorievolle mysteries overwogen en wordt de rozenkrans gebeden.
Deze gebedstocht wordt besloten met het Lof, waarin wij Jezus, de Middelaar tussen God en de mensen, loven, danken en om zijn zegen vragen.
Dit is een zeer zinvol gebruik; immers, Maria onze moeder, toevlucht, troost en hulp, verwijst steeds naar haar Zoon Jezus: “in Hem is ons heil, ons leven en verrijzenis”!
De ommegangskapellen.
Wanneer deze kapellen werden opgericht hebben wij niet kunnen achterhalen.
Zij worden voor het eerst vermeld in de kerkrekeningen van 1678 en 1712. Daar vindt men uitgaven voor het herstellen en vernieuwen van de “ommegangstaties”.
Wij weten reeds dat in 1876 door pastoor Verburgt een bijzondere inspanning werd gedaan om de verdwenen kapellen opnieuw op te bouwen en de enkele bouwvallige die er nog stonden te herstellen.
Ook de bijzondere verdiensten van pastoor Présiaux werden reeds vermeld, aan wie wij de beeldengroepen te danken hebben welke tot op heden in onze kapellen te zien zijn.
Wegens verbredingswerken aan de wegen werden de meeste kapellen gesloopt en vervangen door nieuwe, en soms kregen ze zelfs een nieuwe plaats toegewezen.
Uit de tijd van pastoor Verburgt zijn ons slechts 2 kapellen overgebleven:
De oudste (en de grootste) is de kapel in de Kasteelstraat met de voorstelling van het 2e glorievol geheim: de hemelvaart van Christus.
Men neemt aan dat zij vóór 1860 gebouwd werd, het sterfjaar van de laatste kasteelheer van het geslacht van Rockolfing.
Het kapelletje in de Steinstraat, welke het 5e blijde geheim in herinnering brengt n.l. de vinding van Jezus in de tempel, zou in 1876 gebouwd of verfraaid zijn, en is het enige welke nog overblijft van de vele uit die tijd.
Volledigheidshalve geven wij hier een overzicht van de 15 mysteries, zoals deze uitgebeeld zijn langs de ommegang:
Blijde mysteries:
1. De boodschap aan Maria.
Glasraam in de kerk, rechterkruisbeuk. 1913, vernieuwd in 1918.
2. De bezoeking van Maria aan Elisabeth.
Nis in de ’s Gravenstraat. 1952.
3. De geboorte van Jezus.
4. De opdracht van Jezus in de tempel.
’s Gravenstraat. 1976.( rechtover de Steinstraat )
5. De vinding van Jezus in de tempel. Steinstraat. 1876.
Droeve mysteries:
1. De doodsangst van Jezus in de Olijfhof.
Hoek Stein- & Stropstraat. (na 1958)
2. De geseling van Jezus.
Drapstraat. Aan het oude O.C.M.W. gebouw (1960).
3. De doornenkroning van Jezus.
Drapstraat. Rechtover de Kinderkribbe (na 1960)
4. De kruisdraging van Jezus.
5. De kruisiging en dood van Jezus.
Glorievolle mysteries:
1. De verrijzenis van Jezus.
Hoek Ommegang- & Kasteelstraat. 1958.
2. De hemelvaart van Jezus.
Kasteelstraat (dreef) vóór 1860.
3. De nederdaling van de heilige Geest.
Hoek Kasteel- &’s Gravenstraat. 1910-14.
4. De tenhemelopneming van Maria.
Nis in de ’s Gravenstraat. 1952.
5. De kroning van Maria in de hemel.